Mailen via mail@eijkemans.com.
Inschrijven of uitschrijven, en zeer onregelmatig bloggen, via deze link. Goed nieuws voor de plaatjes-liefhebbers: de foto's zijn klikbaar!
9 juni 2007
De eerste verrassing wachtte op het vliegveld in Paro. Niet alleen wordt je persoonlijk door een douanier verwelkomd, de beste man en al zijn collega's waren uniform gekleed in de nationale klederdracht van Bhutan: een soort van geruite kamerjas. Waarvan later bleek dat een aanzienlijk deel van de mannelijke bevolking in deze kleding rondloopt. We werden vervolgens van het vliegveld opgehaald door Sungay en Sukbetter (ja, ook ik moest binnensmonds grinniken), respectievelijk onze gids en onze chauffeur. Sukbetter deed zijn mond tijdens de rondreis niet heel veel open, maar Sungay maakte dat met zijn perfecte Engels meer dan goed.
Na zijn Indiase studie Toerisme was hij teruggekomen naar Bhutan om daar in het toeristen-seizoen reisgroepen rond te leiden.
En de rest van de tijd speelde hij in het nationale voetbalelftal. We werden dus rondgeleid door de Bhutanese equivalent van Robin van Persie. Iets dikker, en iets minder conditie, dat wel. Zijn elftal is overigens wereldberoemd geworden door
de documentaire The Other Final uit 2002, een idee van het Nederlandse reclame-bureau KesselsKramer, dat ook aan de wieg stond van alle Ben-reclames. Het nationale elftal van Bhutan speelde op de dag van de wereldcup-finale Brazilië-Duitsland tegen Montserrat om de één-na-laatste plaats. Bhutan won met 4-0.
Met Sungay en Sukbetter werd eerst eventjes het reisprogramma doorgenomen. Want als je een dergelijke hoeveelheid duiten neerlegt,
dan wil je niet bij het standaard-programma blijven. De focus van de reis lag op het bezoeken van de vele kloosters die Bhutan rijk is. Voor vrijwel al deze kloosters zijn speciale bezoekers-vergunningen nodig, maar aangezien de broer van de vrouw van de baas van het reisbureau een hoge positie in het monniken-orgaan had, waren deze snel geregeld. Maar ook andere activiteiten stonden op de lijst, en als eerste een avondje stappen in de hoofdstad Thimpu. Nu moet je je van Thimpu niet zo heel veel voorstellen. Laat ik het zo zeggen: het is de eerste hoofdstad die ik zijn geheel op één foto heb kunnen krijgen. En het is, zover ik weet, de enige
hoofdstad zonder stoplichten. Ja, Bhutan is niet zo heel erg dichtbevolkt. En over het precieze aantal inwoners bestaat grote onduidelijkheid. Toen de koning zich, naar verluidt, in 1971 tot de VN richtte om ontwikkelingshulp te krijgen, zorgde hij er wel voor dat er in Bhutan dusdanig veel onderdanen waren (4 miljoen) dat het daarmee boven de onder-limiet voor ontwikkelingshulp kwam. De schattingen zijn inmiddels naar beneden (700.000) bijgesteld. Nog niet door de VN overigens.
De hippe bars en disco's in Thimpu zijn dus op één hand te tellen. Maar binnen is het een gezellige boel. Op de voornamelijk
Indiase muziek wordt druk gedanst, en de vooral lokale drank vloeit rijkelijk. Ook zie je regelmatig mensen (individueel) het toilet oplopen om daar pas na een kwartier weer vanaf te komen. In eerste instantie dacht ik dat ze, net als in Volendam, collectief aan de coke waren. Maar het bleek later dat er op de toiletten druk gerookt wordt. Want toen de koning een jaar geleden ter ore kwam dat roken slecht voor de gezondheid is, nam hij meteen maatregelen. Roken werd dus gewoon verboden. Overal, dus ook thuis. En er staat een fikse boete op. Het is typerend voor de manier waarop Bhutanezen de zaken aanpakken. Heel on-Aziatisch gaat dat namelijk grondig. Als ze iets doen, dan doen ze dat ook goed. Voordat er bijvoorbeeld een waterkracht-centrale wordt aangelegd, volgen er eerst vele onderzoeken en studies hoe zoiets het beste gedaan kan worden, inclusief uitgebreide milieu-studies. Want anders dan in veel andere landen is in Bhutan niet het Bruto Nationaal Produkt, maar het Bruto Nationaal Geluk de leidraad voor de ontwikkelings-beslissingen van de overheid.
Voor wie het rookverbod niet lijkt te gelden zijn de grote groepen Indiërs die her en der in Bhutan aan de wegen werken. Niet
dat je je van deze wegen zoveel moet voorstellen: de belangrijkste verkeersader van Bhutan is een anderhalf-baans weg. De Indiase wegwerkers
zijn gecontracteerd om het wegennet te verbeteren zodat de kroning van de nieuwe koning, volgend jaar, extra cachet krijgt.
Deze Indiërs staan dus dag in, dag uit, boven grote teerbakken de giftige dampen in te ademen. Zonder beschermende kleding of kapjes. Gezien de grote pupillen niet onplezierig, maar wel erg ongezond. Salient detail is dat de meeste Indiërs van mening zijn dat wij als Westerlingen toch grote pech hebben dat we als Westerling zijn geboren. Waarschijnlijk als gevolg van slecht karma.
Als we echter goed ons best doen in dit leven, dan worden we hopelijk in ons volgend leven als Indiër geboren. En zijn we dus een stukje
dichter bij nirvana. Maar als ik zo naar de stumpers langs de kant van de weg kijk, dan denk ik dat ik toch heel hard ga krijsen als ik in mijn volgende leven het geboortekanaal uitgeperst wordt, en dan een man in een witte jas Hindi hoor praten.
Na de gedenkwaardige avond in Thimpu ("het bleef nog lang onrustig", enzo) waren de volgende elf dagen een aaneenschakeling van
bezoeken aan mooie plekken. Bhutan is werkelijk bezaaid met kloosters en forten, die niet alleen goed onderhouden worden, maar die ook uit hun voegen barsten van de hoeveelheid monniken. Waar je ook je camera richt, er loopt er altijd wel eentje je lens binnen.
En al deze plekken bevinden zich in een landschap dat voornamelijk uit bergen en bomen bestaat. Heel veel bomen. Met heel veel schone lucht, en zonder het geluid van auto's over een snelweg. Verder weg van de 'ontwikkelde' wereld kun je je bijna niet bevinden. En op zo'n moment begrijp je dus meteen waarom de Bhutanezen hun land zo puur willen houden. Niet dat ze daarmee ontwikkeling schuwen. Vrijwel
elke Bhutanees gezin heeft een mobiele telefoon, er is voldoende te eten, en bedelaars zijn er niet. Scholing is gratis, en omdat
al twintig jaar het onderwijs volledig in het Engels wordt gegeven spreekt iedereen in de leeftijd van 4-35 jaar (onze chauffeur uitgezonderd) vloeiend Engels. Maar de lelijke betonbouw die zo kenmerkend is voor de rest van de zich ontwikkelende wereld, mist volledig: alle huizen worden verplicht in Bhutanese architectuur gebouwd.
Een van de mooiste belevenissen was de overnachting in het kleine Lungchutse-klooster, op ongeveer 3750 meter hoogte bovenop een berg. Om daar geintroduceerd te worden, en om het leven van monniken van dichtbij mee te maken, was er speciaal een monnik uit een ander klooster gehaald. De beste man was bijzonder vriendelijk, zeker geen uitzondering in dit land, en kon een prima introduktie tot het Boeddhisme geven. Sinds zijn zestiende was hij monnik, en één van zijn grootste wapenfeiten was dat hij de befaamde Dzogchen-retraite volbracht had. Nu heb ik zelf wel eens een retraite van drie maanden gedaan. Maar de Dzogchen-retraite houdt in dat je je drie jaar en drie maanden terugtrekt. In dezelfde kamer. Om je daar te richten op verschillende meditatie-technieken. Grote hulde dus, voor deze man. Waarbij ik moet vermelden dat deze retraite niet open staat voor niet-Boeddhisten. Onze privé-monnik introduceerde tijdens de klimtocht omhoog ook de betel-noot, die je als een soort van pruimtabak in de hoek van je mond kapot kauwt. Het geeft een korte kick die vergelijkbaar is met de coca-bladeren die door de inheemse bevolking van Peru op bergtochten wordt gekauwd. De smaak is ongelooflijk bitter, en je mond wordt zo rood als die van clown Bassie, maar jong en oud loopt het hier te kauwen. Mondkanker komt hier 25% meer voor dan elders.
Een ander interessant moment was het bezoek aan de tempel van de zogeheten Mad Monk. Deze monnik, die reeds eeuwen geleden het tijdige voor het eeuwige wisselde, staat bekend om zijn vrij liberale opvattingen. Nu moet ik bekennen dat het Bhutanese volk niet zo heel erg preuts is, gegeven de ejaculerende penissen die groot op vrijwel elk huis geschilderd zijn om boze geesten buiten te houden. Maar geschonken gebedskettingen bond deze monnik om zijn geslacht, met de mededeling dat het
hem hopelijk nog meer geluk bij de dames zou brengen. De ceremonie die ik in zijn tempel heb bijgewoond kan ik niet anders
karakteriseren dan als 'apart'. Ik bedoel, ben je zelf wel eens met een houten penis op je hoofd geslagen? Voor mij was het althans
de eerste keer.
Op een gegeven moment las ik in de Lonely Planet dat men in Buthan ook traditionele medicijnmannen, pow's genaamd, kent.
En tja, als je 220 dollar per dag neerlegt dan wil je ook eens met zo iemand kennis maken. En dus werden er wat telefoontjes gepleegd, en stond er een paar dagen later een heuse Bhutanese medicijnman in de gebedskamer van het hotel. Compleet met traditioneel hoofddeksel en kleding, en van heel heel ver weg uit de bossen weggeplukt. Nu is het aanroepen van de lokale godheid geen sinecure: de pow moet eerst in een trance komen, waarna de godheid bezit neemt van zijn lichaam, om vervolgens de vragen
van de assistent te beantwoorden. En om die godheid te bewegen om in actie te komen moeten er dozen vol met snoep, vlees, deegwaren, en dergelijken, geofferd worden. Dat gebeurde, en na een uurtje flink trommelen en dansen was de pow dan ook in een voldoende diepe trance om de lokale godheid aan te roepen. Maar het was duidelijk dat deze godheid, Kebu Lungtshe genaamd, niet zo heel veel zin had om van zijn berg af te komen. Terecht ook, meestal wordt zijn hulp ingeroepen als iemand op sterven na dood is. En met ons was er niet zo heel veel mis. Uiteindelijk kwam het toch nog goed: de medicijnman maakte de connectie en de zegening van de godheid daalde over de aanwezigen neer.
Een ander ingelast programma-onderdeel was de overnachting bij een Bhutanese familie. Het gezin had enkele koeien en woonde in de
Bumthang vallei. Na de avondmaaltijd volgden de familie-activiteiten: terwijl de kindertjes huiswerk aan het maken waren was pa in een hoekje van de huiskamer lekker aan het karnen terwijl moeders kaas aan het maken was. Na al deze activiteiten werd het tijd
voor nog meer gezelligheid. Moeders zette een fles arra, het nationale zelfgestookte alcoholische drankje met licht psycho-actieve eigenschappen, op de vloer. En onder een luid gelach bij het vullen van elk leeg glas ("Hahaha, arra!") werd de fles soldaat gemaakt. Ik een kwart en moeders driekwart. 's Morgens werd er heerlijk ontbeten, nadat eerst de koeien even gemolken werden. Gewoon gezellig en knus dus.
Groet! Paul
|